Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Met] [39]ijdelheden heeft zij [Mij] moede gemaakt; nog is haar overvloedig schuim van haar niet uitgegaan; haar schuim [moet] in het vuur. 39. Drijvende zulk een gedurig gewoel in hare afgoderijen, heidense verbonden, inwendigen overlast, leugen, huichelarij en allerlei boze handelingen, met welke zij haar vervallen staat heeft willen ondersteunen en het gedreigde verderf afweren, in plaats van zich tot mij te bekeren, waartoe Ik hen door mijne profeten met zulke verdraagzaamheid vermaand, en met zware dreigementen zo getrouwelijk en veelvoudig gewaarschuwd heb, dat Ik des als moede ben geworden, alzo zij in het minst daardoor niet gebeterd, maar telkens niet dan te hardnekkiger geworden is, gelijk in het volgende verhaald wordt. Het Hebreeuwse woord wordt alleenlijk hier gevonden, komende, naar het meeste gevoelen, van een woord dat ijdelheid, onrechtigheid, leugen, boosheid, ondeugd, ook afgoderij betekent. Anders: [met] ijdelheden heeft zij [zich] moede gemaakt.